SERVIË / MONTENEGRO (2015)
Ik ontmoet Bojan in 2014 in een hotel in Banja Luka in Bosnië, waar hij tijdens het ontbijt de piano komt stemmen. We raken in gesprek en hij nodigt me uit hem het jaar erop te bezoeken in zijn vakantiehuisje in Bikić Do, niet ver van het stadje Šid in het noordwesten van Servië. Bojan is opgegroeid in Split, Kroatië, toen nog Joegoslavië. Wanneer de oorlog uitbrak in Kroatië vluchtte hij naar Belgrado in Servië, waar hij zich als student kon inschrijven. "In Kroatië kon je op elk moment van straat worden geplukt om ingelijfd te worden in het leger om tegen je landgenoten te vechten. Als je moedig genoeg was, kon je het zelfs tot generaal schoppen. Zowel in Servië als in Kroatië hing er een lugubere sfeer. Op een bepaald moment zag ik in Kroatië lege blikjes frisdrank met het opschrift "zuivere Kroatische lucht." Vanuit Šid in noordwest Servië, waar Bojan nu woont, werd Vukovar in Kroatië beschoten. Het stadje lag op de frontlijn, overal zag je mannen in uniform. Bojan vertelt verder: "Er werden wapens uitgedeeld aan de bevolking in het geval het Kroatische leger Servië zou binnenvallen, maar daar voor was het te zwak. Burgers die na de oorlog hun wapen niet inleverden, kregen echter problemen." Bojan vindt dat zowel Slobodan Milošević als Franjo Tudjman, de laatste president van de Kroatische deelstaat in Joegoslavië en eerste president van het onafhankelijke Kroatië, verantwoordelijk zijn voor de oorlog. In Šid loopt hij af en toe een oorlogsmisdadiger tegen het lijf. De man werd tot enkele jaren cel veroordeeld voor het neerschieten van geboeide burgers in Bosnië en baat nu een café uit. Bojan heeft zowel de Servische als Kroatische nationaliteit, na de oorlog kreeg hij zonder problemen een Kroatisch pasport. Om onbekende redenen zijn zus echter niet. Zijn grootmoeder werd in Kroatië in het toenmalige Joegoslavië geboren en verhuisde later naar Servië. Toen ze nog in Kroatië woonde, spaarde ze elke maand enkele euro's. Maar omdat ze nu in Servië begraven ligt, kunnen haar kinderen geen aanspraak maken op het geld. Bojan is van mening dat zowel de katholieke kerk in Kroatië als de orthodoxe in Servië het conflict mee op de spits gedreven hebben. "Ook nu blijven priesters haat prediken. Officieel en openlijk spreken ze verzoenende taal, maar ze zullen niet vergeven en vergeten. Decennia lange opgekropte haat wordt nog steeds doorgegeven van generatie op generatie."
Omdat Bojan voor enkele dagen naar Dubai moet -hij werkt er voor een pianobedrijf- krijg ik de sleutel van het appartement in Novi Sad dat hij voor zijn zoon gekocht heeft. Rade, de buurman, nodigt me uit om een glas rakija te drinken. Het is begin augustus en op de televisie zien we hoe Japanners en Amerikanen samen de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki herdenken. "En zeggen dat wij ons zelfs niet met de Kroaten kunnen verzoenen", zegt Rade. Zijn opmerking gaat door merg en been en ik maak me de bedenking dat de haat bij een deel van de bevolking wel eens een eeuwig rondwarend spook zou kunnen zijn.
In een hostel in Belgrado raak ik aan de praat met een jonge Serviër. Samen met een Turkse vriend is hij naar het brassband festival in Guča geweest. "Hoe zit dat nu tussen jullie en de Kroaten?", vraag ik. "Wel, we hebben samen gefeest, gedronken en gedanst, en achteraf onder Serviërs werd er gezongen: we zullen hen doden." Op mijn vraag waarom antwoordt hij: "Anders vervelen we ons", waarop hij schaterlacht. Begrijpe wie begrijpen kan. Maar haat en nationalisme zijn geen exclusief Servische aangelegenheid. Na het WK voetbal in 2018, waar Kroatië de tweede plaats behaalde, wordt de ultranationalistische zanger Marko Perković alias Thompson, naar het gelijknamige machinegeweer, uitgenodigd op de bus die de voetbalploeg van de luchthaven naar het centrum van Zagreb brengt. Thompson brengt fijnzinnige teksten zoals "Dood een Serviër" en "Klaar voor het thuisland", het lijflied van de Ustasha, de Kroatische fascisten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook over het concentratiekamp van Jasenovać, waar de beestigheden van de Ustasha tegen voornamelijk Serviërs, Joden en zigeuners zo gruwelijk waren dat zelfs de Duitse nazi's er zich van distantieerden, zingt de Kroatische zanger schaamteloos.
In Novi Pazar, een stad in het zuiden van Servië maak ik kennis met Boško, die samen met zijn broer en diens zoon hier op familiebezoek is. Ze wonen in Hannover, Duitsland en noemen zich Bosniakken. Net zoals in Bosnië en elders in de regio hebben zich ook in Servië inwoners tot de islam bekeerd tijdens de Ottomaanse periode. Hij neemt me mee naar de warmwaterbronnen net buiten de stad. Novi Pazar is overwegend islamitisch, mannen en vrouwen lopen vaak apart op straat. Ook op de terrasjes en in de discotheek in het centrum merk je die strikte scheiding. Een slow zit er niet onmiddellijk in. En alcohol wordt er niet gedronken. Op straat dragen sommige vrouwen een hoofddoek, anderen dan weer niet. Ik zie er één vrouw die een nikab draagt. Na het voetbad nodigen Boško en zijn broer me uit om iets te drinken buiten het centrum in het orthodoxe gedeelte van de stad. Zelf drinken ze geen alcohol, maar ze hebben er geen probleem mee dat ik een biertje drink. Over politiek praten ligt steeds wat gevoelig, maar ze vertrouwen me toe dat ze niet van de NAVO houden. Ook zijn ze ervan overtuigd dat de aanslagen op de WTC-torens in New York door de Amerikanen zelf beraamd zijn en dat er bewijzen voor zijn. Boško vertelt ook dat criminaliteit in Novi Pazar en omgeving welig tiert. Gisteren werd zijn wagen in de stad gestolen. De grens tussen Servië en Kosovo is vrij poreus, het is een smokkelgebied waar weinig controle is. De barre economische situatie in de regio speelt hier natuurlijk ook een rol in.
Net als Novi Pazar ligt de Montenegrijnse stad Berane in Raška, een regio die zich uitstrekt over Servië, Kosovo en Montenegro. De meerderheid van de inwoners in Berane is orthodox, voornamelijk Serviërs en Montenegrijnen. Moslims, hoofdzakelijk Bosniakken, vertegenwoordigen ongeveer dertig procent van de bevolking. De brede verkeersvrije straat in het centrum, met langs beide zijden café's en winkels doet wat denken aan een corso en voelt eerder Italiaans dan Ottomaans aan. Ik word aangesproken door een jonge man die vraagt wat ik hier doe. "Toeristen zie je hier niet veel", zegt hij. Net als jongemannen in Dürres en Kükes in Albanië verklaart hij me dat men in Berane niet houdt van de mensen uit de bergen. "Ze zijn dom."
Janko doet aan vliegvissen in de rivier de Lim en is lid van de plaatselijke vissersvereniging. "Mijnheer Casterman uit België komt hier ook hengelen. We hopen de hengelsport ook internationaal te promoten". Tijdens een wandeling langs de Lim tref ik drie jongemannen, één van hen heeft een luchtkarabijn. "Om op vogeltjes te schieten. En laat de Albanezen maar komen, we wachten hen op." Deze kerels hebben het duidelijk niet zo voor hun buren. Op de brug over de rivier kruis ik een man met zijn twee zonen, alle drie met een hengel en ze dragen allen een t-shirt met de afbeelding van de Russische president Poetin met zonnebril.
De toetreding tot de NAVO is altijd een heikel gegeven geweest in Montenegro. Ongeveer de helft van de bevolking was voorstander; de andere helft, voornamelijk Serviërs, was tegen. In oktober 2016 was er zelfs een poging tot staatsgreep en een moordpoging op de westers gezinde premier Djukanovic. Beide feiten werden toegeschreven aan pro-Russische krachten. Anderzijds werd er echter ook geïnsinueerd dat Djukanovic alles zelf in scène had gezet om stemmen te winnen. Op 5 juni 2017 werd Montenegro dan lid van de Westerse militaire alliantie, in navolging van Slovenië en Kroatië, allebei ook deelstaten van het voormalige Joegoslavië. Ook nu de toetreding een feit is, blijft een deel van de bevolking zich nog steeds verzetten tegen het lidmaatschap. En ook Rusland zelf is not amused.
Buiten het centrum van de stad wonen Roma. Ik krijg een rondleiding in het Duits door Karina. De leefomstandigheden zijn penibel. Sommige huizen hebben geen sanitair en weinigen hebben werk of een uitkering. Ook hier horen deze mensen er niet bij.
Via Andrijevica, ook overwegend orthodox - vooral Serviërs en Montenegrijnen- beland ik in Plav. Het meer is 's morgens vroeg in nevel gehuld. Wanneer de eerste zonnestralen doorbreken en de mist optrekt, komt het landschap langzaam te voorschijn. Vanaf de tegenoverliggende oever vertrekt een klein bootje met vissers. Wanneer ze aanmeren aan de steiger waar ik zit, krijg ik een kleine snoek toegestopt om mee op de foto te pronken. Rond acht uur weerklinkt de oproep tot het gebed. Meer dan drie op vier inwoners in Plav is moslim, voornamelijk Bosniakken en Albanezen. In de overdekte marktplaats staat op een muur "slobodan Palestini" (vrij Palestina) en "Islam" geschreven. Een jonge kelner in een kebabzaak doet zijn beklag over de slechte economie. De blikjes coca cola in het restaurant hebben een Arabisch opschrift. Op mijn vraag welke taal ze spreekt antwoordt een oudere dame: "Albanees en Joegoslavisch". Ze heeft heimwee naar de tijd toen verschillende bevolkingsgroepen in Joegoslavië onder Tito met elkaar konden samenleven en nationalistische gevoelens onder de knoet gehouden werden.
Op een rots tussen Berane en Kragujevac in Servië staat "Terrorist Sandžak" geschreven. Sandžak is een regio in het zuidwesten van Servië en het noorden van Montenegro en komt ongeveer overeen met de streek Raška, dat door vele Serviërs beschouwd wordt als hun historische land. Een kleine meerderheid van de inwoners is moslim. Of het opschrift aangebracht is door mensen die niet van moslims houden is niet helemaal duidelijk, maar wel waarschijnlijk.
Onder licentie van Fiat werd in Kragujevać in Joegoslavië het automerk Zastava geproduceerd. Een groot deel van de fabriek is nu verlaten. Vandaag maakt Fiat er personenwagens in een nieuw complex. Het is één van de weinige plaatsen in de regio waar er geïnvesteerd wordt in de industrie.
Even buiten het centrum bezoek ik een museum en een gedenkteken ter nagedachtenis van burgerslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Bijna 3000 mannen - waaronder 144 scholieren - uit Kragujevać werden door Duitse troepen geëxecuteerd als vergelding voor de dood van 10 Duitse soldaten en 26 gewonden door een actie van de partizanen. Markant detail: de Belgische dichter Karel Jonckheere schreef in 1964 het gedicht "Kinderen met een krekelstem" voor de slachtoffers en werd daardoor ereburger van de stad. Ook de Eerste Wereldoorlog had desastreuze gevolgen voor Servië. Van alle Europese landen telde Servië het meeste doden in verhouding tot zijn bevolking. Tussen 750.000 en 1.250.000 inwoners lieten het leven, burgers en militairen samen (zo'n slordige 16 à 28 procent van de Servische bevolking).
s Avonds zitten de terrasjes in het centrum van Kragujevać vol. Het valt me op dat weinig mensen alcohol drinken, wel frisdrank, koffie en thee. Ook in de buurlanden is er geen zware drinkcultuur. En alhoewel er bij feestelijke aangelegenheden wel eens doorgedronken wordt, wordt er in het algemeen minder alcohol gedronken dan bij ons.
Na enkele weken rondreizen keer ik terug naar Belgrado. Het valt me op dat er relatief weinig getuigen zijn van haar rijke historische verleden. De stad, die op de scheidingslijn lag van het Ottomaanse Rijk enerzijds en het Habsburgse Rijk anderzijds, is meerdere malen door beide partijen onder de voet gelopen, bezet en verwoest. Ook tijdens WOI werd Belgrado ingenomen en deels vernietigd door Duitse en Oostenrijks-Hongaarse troepen. En ook tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze zowel door de Luftwaffe als door geallieerde vliegtuigen gebombardeerd. De “witte stad” van weleer wordt nu vooral overheerst door grijs beton.
In 2014 gaat men in Belgrado van start met het Waterfront project. Om de economie te stimuleren en het stadsuitzicht op te waarderen, worden op de rechteroever van de Sava, met financiële hulp uit het Midden-Oosten, woongelegenheden en kantoorruimtes gebouwd. Sinds de start van het ambitieuze project is er protest. De demonstranten verwijten de regering een gebrek aan inspraak en transparantie. Ook zou er sprake zijn van corruptie en het witwassen van geld. Het project zal het uitzicht van dit stadsdeel ingrijpend veranderen.
Sinds mijn eerste bezoek aan Belgrado in 2007 is ook het stadscentrum veranderd. In 2007 waren er reeds veel geldautomaten van één West-Europese financiële instelling die zowat het monopolie hierop leek te hebben. Het ministerie van defensie en het RTS-gebouw, de Servische radio en televisie, lagen nog steeds in puin na de NAVO-bombardementen tijdens de oorlog in Joegoslavië, in afwachting van een nieuw bouwwerk of renovatie. Acht jaar later, in 2015, liggen de gebouwen nog steeds in puin en zijn er nog meer geldautomaten van verschillende banken. Knez Mihailova, de belangrijkste winkelstraat, roept om nog meer consumptie. Ook de internationale luchthaven, Nikola Tesla, genoemd naar de uitvinder van de wisselstroomgenerator, is acht jaar na mijn eerste bezoek volledig gemoderniseerd. In 2007 stonden er amper enkele vliegtuigen op de tarmac, nu is het een schakel in een wereldwijd netwerk.